Als de Vader alleen maar het "noodzakelijke kwaad" zou zijn, zou er niet veel verklaard worden.


Hendel
in de literatuur
Het boek van Giorgio Ficara, "De Vader op zijn schouders", is een lyrisch en discontinu onderzoek naar de vaderfiguur in de literatuur, een zoektocht tussen afwezigheden, stiltes en kwetsbaarheid. Het onderzoek beslaat eeuwen en auteurs, maar levert nooit echt een these op. De Vader blijft met een hoofdletter F in de schaduw.
Over hetzelfde onderwerp:
Il padre sulle spalle (De Vader op zijn schouders) is de titel die Giorgio Ficara koos voor zijn meest recente werk (Einaudi, CXCVIII - 10 pp., 17 euro). De ondertitel, "Zwakte van het patriarchaat in de literatuur", komt op mij over als een slimme truc van Ostrich om "patriarchaat" erin te gooien, het magische woord dat weer volop in de belangstelling staat. In werkelijkheid is het, na het lezen van Ficara's boek, moeilijk te achterhalen waar dit "zwakke patriarchaat" nu eigenlijk uit bestaat. Sterker nog, het is moeilijk een ware these te ontwaren, aangezien Ficara meer is dan een essayist: hij suggereert, hij merkt op, hij zigzagt tussen auteurs en tijdperken, hij begint bij Vergilius en lijkt vooruit te gaan, maar keert uiteindelijk terug naar de Bijbel; hij springt van de ene literatuur naar de andere, om dan plotseling de teksten te verlaten om een heel deel te wijden aan de persoonlijke ervaringen van verschillende dichters die worstelen met hun biologische vaders; Ten slotte sluit hij af met Rahner en Simone Weil, die moeilijk in een literaire canon opgenomen kunnen worden.
Kortom, Ficara construeert geen kritisch essay: het is eerder een lyrisch discours, een dialoog tussen de professor en de Republiek der Letteren: een onderzoek naar de vader, en misschien zelfs een noodkreet. Sterker nog, in bijna alle gevallen die hij behandelt, staat de vaderfiguur bij voorbaat op de voorgrond: in zijn afwezigheid, zijn stilzwijgen, zijn onmacht of zijn plotselinge gewelddadigheid. Er zijn enkele uitzonderingen: Anchises, die voortdurend de weg naar Aeneas wijst (maar deze constante herinnering voelt als een last op de schouders van zijn zoon, vandaar de titel van het boek); Monaldo Leopardi, een lieve en zachtaardige man, zoals zijn brieven getuigen (maar ook onbekwaam en niet in staat de grenzen van Giacomo's ziel te vatten); Carlo Sbarbaro, de vader met een "kinderhart" (zoals Camillo hem beschreef in "het mooiste gedicht over de vader van onze literatuur"), die desalniettemin zijn beste kant vindt in zijn "kindertijd", en daarom niet volledig volwassen is. Zelfs bij positieve uitzonderingen is er dus altijd een "nog". Zo zij het: we zijn tenslotte mensen, doordrenkt van beperkingen en absolute waarden. Maar je zou je kunnen afvragen: is dat alles? Voor Dante doet Ficara ons denken aan Ser Brunetto: prima. Maar waar is Vergilius? Waar is de vader (niet alleen de geestelijke) die weet waar hij moet kijken, die zelf zijn zoon op zijn schouders draagt tot aan het offer?
Wat Renzo Tramaglino betreft, herinnert Ficara zich dat hij geen vader heeft, en paradoxaal genoeg wordt hij juist daarom beschouwd als een "voorbeeldige zoon", een "middenklasseheld". Maar waar is Fra Cristoforo gebleven, de vader (en vriend) bij uitstek in die grote roman, die voor de weeskinderen zorgt en zo goed mogelijk tussen hen en het geweld van de geschiedenis ingrijpt? En vooral, waarom herinnert Ficara zich (kan het niet laten) dat voor de evangelist Johannes God de Vader het Woord is, maar benadrukt hij vervolgens alleen de stilte van deze God? Dat Woord is vleesgeworden: geloof het of niet, het is dat vleesgeworden Woord (Christus) waarnaar we moeten luisteren als we naar God willen luisteren: anders blijven we alleen achter met de lastige stilte van ons hart. Ficara heeft een prachtig boek geschreven, maar hij laat een belangrijk deel weg. Want als de Vader slechts het "noodzakelijke kwaad" was waar Joyce het over heeft, zouden er niet veel dingen verklaard worden, te beginnen met het Westen.
Meer over deze onderwerpen:
ilmanifesto